Wijn uit Sopron
Sopron, aan de grens met het Oostenrijkse Burgenland, is een belangrijk Hongaars wijndistrict voor rode wijnen. De wijngaarden liggen aan de oever van het Neusiedler meer en aan de voet van de Alpen. De Kékfrankos druif is het paradepaartje. Deze druif heeft Sopron na een eeuw van radiostilte weer op de wijnkaart gezet.
Naast de Kékfrankos vind je de Zweigelt, Cabernet Sauvignon, Pinot Noir en Merlot in Sopron. Witte druiven zijn in de minderheid. De belangrijkste zijn de Grüner Veltliner, Irsai Olivér, Chardonnay, Sauvignon Blanc, Traminer, en Királyleányka.
Sopron heeft als wijngebied een geschiedenis die eeuwen terug gaat. De wijnbouw is er door de Kelten vermoedelijk al in de 3de eeuw voor Christus geïntroduceerd. In de 14de eeuw was het al een van de belangrijkste wijngebieden van Midden-Europa. De wijnen uit Sopron werden tot diep in Europa geëxporteerd.
In de loop van de 19de eeuw was er opnieuw een enorme opleving voor de wijnboeren uit het district. Hun wijnen belandden op de tafel van diverse Europese vorstenhuizen. Ze werden zelfs in de Verenigde Staten verkocht. De trotse inwoners van het gelijknamige stadje beschermden hun kostbare appellatie met strenge wetgeving, verkoopvergunningen en accijnzen.
De gouden jaren waren helaas van korte duur. De druifluis epidemie, die de Europese wijngaarden aan het eind van de 19de eeuw teisterde, bracht de eeuwenoude wijngaarden van Sopron in het westen van Hongarije zware schade toe. De wijngaarden werden opnieuw aangeplant. Witte druiven maakten plaats voor blauwe, voornamelijk voor de Kékfrankos.